Op 11 april werd in Tokio een 'nationale bijeenkomst' gehouden om de terugkeer van de slachtoffers van ontvoering door Noord-Korea te eisen. Premier Fumio Kishida was ook aanwezig en zei: "Ik wil direct hoge functionarissen overleggen om de realisatie van een topontmoeting met Noord-Korea te bevorderen. We zullen ons daar harder voor inspannen."

Premier Kishida voegde eraan toe: "Voor het oplossen van verschillende kwesties is directe communicatie en het opbouwen van relaties tussen leiders zeer belangrijk, aangezien dit een moeilijke taak is."

Tijdens de bijeenkomst spraken nabestaanden die al tientallen jaren van hun gezin gescheiden zijn door de ontvoering van Japanners door het Noord-Koreaanse regime, met tranen in hun ogen over de schade en pleitten ze voor de veilige terugkeer van hun geliefden. De Japanse regering heeft tot nu toe 17 gevallen van ontvoering van Japanners door Noord-Korea officieel erkend, maar het wordt aangenomen dat het werkelijke aantal slachtoffers veel hoger is.

De manier en de tijd waarop de ontvoeringslachtoffers naar Noord-Korea werden gebracht, verschilt per geval, maar uit onderzoek is gebleken dat veel Japanners vanaf de late jaren zeventig tot begin jaren tachtig in verschillende delen van Japan werden ontvoerd door Noord-Koreaanse agenten. De meesten waren toen jongeren in hun tienerjaren of twintigers en werden door Noord-Koreaanse agenten, die zich voor smokkelaars uitgaven, gelokt en ontvoerd.

De Japanse regering is van plan de druk op Noord-Korea en de diplomatieke inspanningen om de ontvoeringsslachtoffers te redden, te intensiveren met de nationale bijeenkomst als aanleiding. De families van de ontvoeringsslachtoffers schreeuwen dat hun vredige leven hun laatste moment kan zijn, en roepen de regering en het volk op om samen snel maatregelen te nemen.