Try using it in your preferred language.

English

  • English
  • 汉语
  • Español
  • Bahasa Indonesia
  • Português
  • Русский
  • 日本語
  • 한국어
  • Deutsch
  • Français
  • Italiano
  • Türkçe
  • Tiếng Việt
  • ไทย
  • Polski
  • Nederlands
  • हिन्दी
  • Magyar
translation

Dit is een door AI vertaalde post.

durumis AI News Japan

Herhaaldelijke uitspraken in de kwestie van dwangarbeiders: historische perceptie en een brug naar de toekomst

  • Taal van de tekst: Japans
  • Referentieland: Japan country-flag

Selecteer taal

  • Nederlands
  • English
  • 汉语
  • Español
  • Bahasa Indonesia
  • Português
  • Русский
  • 日本語
  • 한국어
  • Deutsch
  • Français
  • Italiano
  • Türkçe
  • Tiếng Việt
  • ไทย
  • Polski
  • हिन्दी
  • Magyar

Op 22 november 2023 bepaalde de rechtbank van Gwangju in Zuid-Korea dat Kawasaki Heavy Industries een schadevergoeding van ongeveer 15.380.000 won (ongeveer 1.760.000 yen) moet betalen aan de nabestaanden van een voormalige dwangarbeider die tijdens de Japanse koloniale periode in Korea gedwongen werd te werken. In soortgelijke rechtszaken heeft het Zuid-Koreaanse Hooggerechtshof herhaaldelijk beslissingen genomen die leiden tot veroordelingen van Japanse bedrijven, en het wordt verwacht dat lagere rechtbanken in de toekomst soortgelijke vonnissen zullen vellen.

Herhaaldelijke uitspraken in de kwestie van dwangarbeiders: historische perceptie en een brug naar de toekomst

Deze uitspraak gaat verder dan alleen de aansprakelijkheid van één bedrijf en werpt opnieuw licht op het grotere probleem van de verschillende historische percepties tussen Japan en Zuid-Korea en de opbouw van toekomstige relaties.

De voormalige dwangarbeider in kwestie was in zijn tienerjaren toen hij naar verluidt ongeveer zes maanden in 1945 in een fabriek in Kobe werkte. Na de oorlog keerde hij terug naar Korea, maar ontving hij geen loon. Hij overleed in 2015. Zijn nabestaanden dienden in 2020 een aanklacht in. De rechtbank van Gwangju beval Kawasaki Heavy Industries een schadevergoeding van ongeveer 1.760.000 yen te betalen. Dit vonnis is het meest recente voorbeeld in een reeks rechtszaken over dwangarbeid, en er wordt verwacht dat soortgelijke vonnissen in de toekomst zullen volgen.

Op 27 november 2023 bepaalde de rechtbank van Gwangju in een andere rechtszaak, waarin nabestaanden van voormalige dwangarbeiders Mitsubishi Materials aansprakelijk stelden voor schadevergoeding, dat er een totale schadevergoeding van ongeveer 490.000.000 won (ongeveer 53.000.000 yen) betaald moet worden aan 6 eisers. De eisers beweerden dat de voormalige dwangarbeiders tijdens de oorlog gedwongen werden te werken in kolenmijnen in Fukuoka. De rechtbank van Gwangju verwierp de claims van 3 van de 9 eisers, maar kende de overige 6 eisers een schadevergoeding toe.

Deze vonnissen maken deel uit van de ontwikkelingen rondom het zogenaamde "dwangarbeidersprobleem", dat begon met het vonnis van het Zuid-Koreaanse Hooggerechtshof in 2018, waarin Nippon Steel & Sumitomo Metal (het huidige Nippon Steel) en Mitsubishi Heavy Industries werden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding. Het Zuid-Koreaanse Hooggerechtshof erkende de onrechtmatige daad van de Japanse bedrijven en beval schadevergoeding aan de slachtoffers. Sinds dit vonnis zijn er in Zuid-Korea talloze soortgelijke rechtszaken aangespannen, die steeds leiden tot veroordelingen van Japanse bedrijven.

Herhaaldelijke uitspraken in de kwestie van dwangarbeiders: historische perceptie en een brug naar de toekomst

De Japanse regering daarentegen handhaaft haar standpunt dat deze kwestie, op basis van de overeenkomst over vorderingsrechten uit 1965 tussen Japan en Zuid-Korea, "volledig en definitief is afgehandeld". In deze overeenkomst heeft Japan 300 miljoen dollar aan onvoorwaardelijke financiële steun en 200 miljoen dollar aan voorwaardelijke financiële steun verstrekt aan Zuid-Korea, waarmee de kwestie van vorderingsrechten tussen beide landen en hun burgers "volledig en definitief" werd geregeld. De Japanse regering is van mening dat op basis van deze overeenkomst de individuele vorderingsrechten zijn vervallen.

Er is echter een grote kloof tussen Japan en Zuid-Korea over de interpretatie van de woorden "volledig en definitief afgehandeld". Professor Kentaro Wani van de Universiteit van Osaka wijst erop dat de interpretatie van de Japanse regering van de overeenkomst over vorderingsrechten natuurlijker is, maar dat de interpretatie van het Zuid-Koreaanse Hooggerechtshof niet volledig onmogelijk is en niet zomaar als een "onmogelijk oordeel in het licht van het internationaal recht" kan worden afgedaan.

De opmerking van professor Wani suggereert dat de interpretatie van de overeenkomst over vorderingsrechten niet slechts een kwestie van juridische techniek is, maar diep verbonden is met historische percepties. Het Zuid-Koreaanse Hooggerechtshof, uitgaande van de onwettigheid van de Japanse koloniale overheersing, oordeelde dat het recht van de voormalige dwangarbeiders op schadevergoeding niet onder de overeenkomst over vorderingsrechten viel. De Japanse regering erkent de onwettigheid van de koloniale overheersing echter niet, wat de fundamentele verschil in standpunten vormt.

De Zuid-Koreaanse regering heeft in maart 2023 een oplossing voor het probleem van de rechtszaken tegen voormalige dwangarbeiders voorgesteld: een door de overheid gesteunde stichting zal de schadevergoeding, zoals bepaald door het Hooggerechtshof, aan de eisers betalen. Er zijn echter nog minstens 60 lopende rechtszaken over voormalige dwangarbeiders, dus het probleem is nog niet volledig opgelost. Op 28 november 2023 bepaalde de rechtbank van Seoul in twee rechtszaken waarin Zuid-Koreanen en nabestaanden van voormalige dwangarbeiders de Zuid-Koreaanse regering aansprakelijk stelden voor schadevergoeding, dat de eisers de zaak verloren. De rechtbank oordeelde, rekening houdend met de precedenten van het Hooggerechtshof, dat de Japanse bedrijven de schadevergoeding aan de voormalige dwangarbeiders verschuldigd waren en erkende geen aansprakelijkheid van de overheid. Dit was het eerste vonnis in een dergelijke zaak tegen de Zuid-Koreaanse regering, en de toekomstige ontwikkelingen zullen worden gevolgd.

Het conflict tussen Japan en Zuid-Korea over de kwestie van voormalige dwangarbeiders is niet alleen een kwestie van afrekening met het verleden, maar werpt ook een schaduw over de huidige en toekomstige betrekkingen tussen beide landen. Beide landen moeten, ondanks hun verschillende historische percepties, volhardende dialoog en inspanningen blijven leveren om toekomstgerichte relaties op te bouwen. Hierbij is het van belang om niet alleen de juridische aspecten, maar ook de gevoelens van de slachtoffers en de historische feiten serieus te nemen.

De verslechtering van de Japanse-Zuid-Koreaanse betrekkingen is niet alleen een groot nadeel voor beide landen, maar ook voor de stabiliteit van de regio Noordoost-Azië. Om te zorgen dat toekomstige generaties niet door de geschiedenis worden geplaagd en samen een toekomst kunnen opbouwen, is het essentieel om de geschiedenis onder ogen te zien en tegelijkertijd oplossingen te zoeken die als een brug naar de toekomst kunnen dienen.

Het vonnis van de rechtbank van Gwangju heeft het potentieel om een nieuwe stap in deze richting te zijn. Het zou meer kunnen betekenen dan alleen het betalen van schadevergoeding: het zou het begin kunnen zijn van een weg naar het helen van historische wonden en echte verzoening. Hiervoor is het noodzakelijk dat de regeringen, bedrijven en het maatschappelijke middenveld van zowel Japan als Zuid-Korea zich op hun eigen manier serieus met dit probleem bezighouden en inspanningen leveren om tot een oplossing te komen.

durumis AI News Japan
durumis AI News Japan
durumis AI News Japan
durumis AI News Japan
스타트업 커뮤니티 씬디스 (SeenThis.kr)
스타트업 커뮤니티 씬디스 (SeenThis.kr)
스타트업 커뮤니티 씬디스 (SeenThis.kr)
스타트업 커뮤니티 씬디스 (SeenThis.kr)

25 april 2024